Medinilla

Exotische elegantie vol rijke bloemtrossen

Zelfs mensen die niets met planten of met roze hebben, vallen meestal voor Medinilla, want deze weelderige woonplant is echt onweerstaanbaar. 

Verzorging van de Medinilla

  • Medinilla staat graag op een zeer lichte plek, maar niet in de volle zon.
  • Hooguit eens per week water geven. De kluit mag iets indrogen tussen gietbeurten door, voorkom een voetbad.
  • Eens in de twee maanden een beetje extra verdunde plantenvoeding, bij voorkeur orchideeënvoeding.
  • Medinilla geeft zelf aan hoe hij zich voelt. Worden de bladeren en de knoppen donker tot zwart, dan is de kluit te nat en/of staat te plant te donker. Licht hangende bladeren en knoppen vragen juist om wat extra water.
  • Omdat de bloemen laag hangen, komt Medinilla het best tot haar recht op een hoge plek of in een hoge pot.
  • Als tropische beauty kan Medinilla niet tegen temperaturen onder de 15°C.

Tussen sierlijk golvende bladeren groeien in hoge bogen vierkante stengels die aanvoelen als kurk en vierkant zijn. Hier groeien grote roze bellen aan. En als die opengaan, komt daar weer een tros dieproze bloemetjes uit. Zo is er altijd wat te beleven met Medinilla.

Deze majestueuze woonplant is een absolute blikvanger en verdient een plaatsje waar hij vrij kan staan en hangen. Zo komen de bladeren (die wel 30 cm kunnen worden) mooi uit en kunnen de bloemtrossen helemaal uit de kelken komen.

In de praktijk is het een makkelijke woonplant. Medinilla heeft vrijwel geen verzorging nodig en bloeit 3-5 maanden.

Symboliek 

Op de Filippijnen is de bloem het symbool van Lakapati, de vriendelijke godin van de vruchtbaarheid, die net als Medinilla vele gedaantes heeft. Daarnaast is Medinilla door vooraanstaand plantenschrijver Rob Herwig omschreven als 'de Rolls-Royce onder de woonplanten', omdat hij zo bijzonder is. 

Herkomst van de Medinilla

Medinilla is inheems op de Filippijnen en groeit in het wild in Zuidoost-Azië, de Stille Zuidzee en tropisch Afrika. Het is een epifyt, dat wil zeggen dat de plant groeit op de takken van een boom zonder hier voedingsstoffen aan te onttrekken. De plant is bekend sinds het midden van de negentiende eeuw, toen hij voor het eerst is beschreven door Engelse verzamelaar J. H. Veitch.